afb. Bram Steketee, Onbekend
De sluis ligt in de spoorweg 's-Hertogenbosch-Utrecht ter plaatse van de kruising van die spoorweg met de Sluisweg. Het object is kadastraal bekend als Gemeente 's-Hertogenbosch, sectie T nr. 6419. Eigenaar/beheerder/onderhoudsplichtige is de gemeente 's-Hertogenbosch. Oorspronkelijke functieDe uitwateringssluis diende in de eerste plaats voor het lozen van water uit de voormalige polder van Empel en Meerwijk op de Dieze. Daarnaast kon in tijden van droogte ook Diezewater worden ingelaten.GeschiedenisDe aanleg van de spoorlijn van Utrecht naar 's-Hertogenbosch omstreeks 1870, was van invloed op de waterstaatkundige situatie in het gebied tussen beide plaatsen. De afwatering van de polder van Empel en Meerwijk mocht niet worden verstoord. De spoorwegen zouden in de spoordijk oorspronkelijk een 75 meter lange doorlaatbrug bouwen tegenover de Grote Empelsche sluis. In plaats van een brug werd het een nieuwe uitwateringsssluis. Door de bouw van de uitwateringssluis, kon de oude uitwateringssluis worden gesloopt. Deze sluis lag in de Ringdijk die gevormd werd door een plaatselijke uitbuiging van de Diezedijk.Technische beschrijvingDe uitwateringssluis is gebouwd volgens Bestek nr. 317, dienst 1867-1870 en Bestek nr. 408, dienst | 61 |
1869-1870, beide van de Staatsspoorwegen. De as van de sluis staat haaks op de as van de spoorweg. De wijdte van de beide sluisopeningen is 6.00 meter. De bovenkant van de slagdrempel ligt op AP (= 0.19 meter - NAP). De (niet meer aanwezige) sluisdeuren konden het water tot 7.00 meter + NAP keren. Volgens de bestekgegevens is de sluis onderheid met houten palen, waarvan de lengte is bepaald aan de hand van proefpalen. Aan de uiteinden van het sluislichaam, alsmede onder de slagdrempel zijn schermwanden van houten damplanken aangebracht. Op de palen rust een roosterwerk van kespen en kloosterhouten, met tussen de kloosterhouten een dennen vloer. Deze vloer ontbreekt ter plaatse van de sluisopeningen, voor zover deze zijn gelegen ten oosten van de slagdrempels. Tussen de kespen is een opvulling gemaakt van tafelbazalt op een 0.21 meter dikke puinlaag. Ten westen van de slagdrempels zijn op de dennen vloer zwalpen aangebracht. De ruimte tussen de zwalpen is volgemetseld met klinkers en afgedekt met een rollaag. De zwalpen zijn ook aanwezig ter plaatse van het opgaande metselwerk. Over de zwalpen en het als vulling dienende metselwerk is een eiken vloer aangebracht. Het in de dag komende metselwerk is gemaakt van gesorteerde, gelijkkleurige vlakke klinkers in kruisverband. De binnenwerkers zijn miskleurige klinkers. De rollagen en vlechtingen zijn gemaakt van vlakke klinkers in Portland cementmortel. Het opgaande metselwerk is aan de dagzijde plat afgevoegd. De slagdrempels zijn gemetseld van klinkers in sterke tras en aan de slagzijde bekleed met hardsteen. Slagstijlen, dekzerken en hoeken van het opgaande werk zijn eveneens in hardsteen uitgevoerd. In de hardsteenbekleding van de pijler zijn in diep reliëf twee peilschalen gehakt. Volgens het bestek zijn aansluitend tegen de oost- en westzijde van het sluislichaam op een vast aangestampte kleilaag stortebedden gemaakt. Deze bestaan uit een laag bladriet van 0.10 meter gedekt met een kruislaag van 0.15 meter rijsthout. De laag is bezet met tuinen op afstanden van 0.75 meter en hoogte 0.15 meter. De ruimte tussen de tuinen is tot de bovenkant gevuld met puin en bezet met tafelbazalt. De twee paar houten puntdeuren die het buitenwater moesten keren, waren traditioneel uitgevoerd. Van de halsbeugels zijn nog restanten aanwezig. Ter weerszijden van de sluisdeuren konden in elke doorlaatopening grenen schotbalken in sponningen worden aangebracht. Hiervoor waren zes ijzeren hijskranen beschikbaar. Bij werking van de Beerse overlaat konden de hoeveelheden water aanzienlijk zijn. De beide sluisdoorgangen konden met dubbele sluisdeuren worden afgesloten. Hiermee werd voorkomen dat bij lage Diezestand het water in de polder te veel zakte, maar ook dat bij een hoge Diezestand water in de polder zou lopen. Mogelijk dienden de schotbalken niet alleen als noodkering, maar ook voor het regelen van de hoeveelheid af te voeren of in te laten water. In de zuidelijke vleugel van het sluislichaam is een gedenksteen van hardsteen opgenomen. De ingehakte tekst luidt: 'De eerste steen gelegd den 7 september 1868 door Hendrikus Bogaerts voorzitter van het waterschapsbestuur van Empel en Meerwijk. Lid der provinciale Staten van Noordbrabant.' | 62 |
De beide sluisopeningen werden oorspronkelijk overspannen door twee gecontrueerde stalen tweelingligger spoorbruggen. In 1946 zijn ze vervangen door een dek van gewapend beton dat over beide overspanningen doorloopt. Ter plaatse van elke overspanning is het dek versterkt door een viertal balken, eveneens van gewapend beton. Aan de noordoostzijde van het sluislichaam is het grondwerk van een verdedigingswerk (batterij) uit circa 1870 herkenbaar. Het beheer, de bediening en het onderhoud van de sluis waren oorspronkelijk in handen van de polder van Empel en Meerwijk. Na de dichting van de Beerse overlaat in 1942 is de functie van de sluis vervallen. De beide sluisopeningen zijn tot maaiveldhoogte met grond opgevuld, waarna de Sluisweg door de noordelijke opening is gevoerd. De voormalige uitwateringssluis kreeg daardoor de functie van spoorwegviaduct. In 1993 is de Sluisweg gerecontrueerd en wordt het gemotoriseerd verkeer door de zuidelijke doorgang geleid. De noordelijke doorgang dient nu voor het fietsverkeer. Tevens is het metselwerk gerestaureerd, waardoor het geheel weer in een goede staat van onderhoud verkeert. Huidige functieDe voormalige sluis fungeert nu als spoorwegviaduct in de Sluisweg en vormt een van de toegangswegen tot de wijk Maaspoort.MonumentwaardeVan de oorspronkelijke waterbouwkundige werken langs de Dieze is, zeker na de sloop van de uitwateringssluis te Crèvecoeur, weinig over. De voormalige sluis herinnert in het bijzonder aan de Beerse Maas die in de waterstaatkundige geschiedenis van het noordoostelijk gedeelte van Noord-Brabant een grote rol heeft gespeeld. De cultuurhistorische betekenis van het object is dan ook groot. In bouwhistorisch opzicht is de constructie van de sluis in de 19de eeuw algemeen gebruikelijk. Gelet op de schaarsheid van voorkomen heeft de sluis een zekere bouwhistorische waarde. In het MIP wordt het object van industrieelarcheologisch belang genoemd. | 63 |
Ronald Genabeek, Eddie Nijhof en Frederike Schipper, Stad op de schop (2019) 565
C.J. Gudde, 's-Hertogenbosch geschiedenis van vesting en forten (1974) 180